Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’
In Damascus woonde een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’
Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest.’ Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ ogen vielen; hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten.
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is.
«The Land of Harmony» © Magnatune Magnatune license
«Twelve 9 to 5 improvisations» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Quire Cleveland zingt de hymne Amazing Grace. ‘Genade Gods, oneindig groot, geeft mij wat ik niet verdiende. Ik was verloren, geest’lijk dood, ‘k was blind, maar kan nu zien.’
De lezing van vandaag komt uit de Handelingen van de apostelen. Hoofdstuk 9, vanaf vers 1.
Dit dramatische verhaal uit het boek Handelingen vertelt over een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de nieuwe volgelingen van Jezus. Saulus, hun voornaamste vervolger, die voor het eerst verscheen ten tijde van de dood van Stefanus, bevindt zich op het toppunt van zijn krachten en is absoluut overtuigd van de juistheid van zijn zaak. Maar dit alles wordt op zijn kop gezet wanneer Saulus Jezus ontmoet. Hij ziet het licht. Hij ontdekt dat zijn leven op het punt staat een nieuwe richting op te gaan. Heb ik dat ook ooit meegemaakt, of heb ik het gezien bij iemand die ik ken? Hoe was dat?
Kan ik me voorstellen dat ikzelf, of iemand die ik ken, nu zo'n ervaring heeft? Wat voor soort ‘ommekeer’, wat voor soort radicale verandering kan ik me voorstellen voor mezelf, of voor deze andere persoon? Zou zo'n verandering meer ruimte maken voor God? Hoe zou het mij of hen veranderen?
Terwijl ik opnieuw naar de lezing luister, stel ik me voor dat ik, misschien, net als Saulus, dit verblindende licht zie en dat dan de schellen mij van de ogen vallen. Hoe voelt dat?
Is het nodig dat de schellen mij van de ogen vallen? Of is het iets dat niet zo radicaal is? Is er iets dat ik alleen maar duidelijker moet zien? Kan ik de Heer vragen mij te helpen?