Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. Maar God, de HEER, riep de mens: ‘Waar ben je?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’ De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’ ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de HEER, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ God, de HEER, zei tegen de slang:‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ Tegen de vrouw zei hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens zei hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken.
«Après Quatre Pièces d'Erik Satie» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
«Christmas carols» © Magnatune Magnatune license
Ralph Rousseau Meulenbroeks speelt The Lord at first did Adam make.
Toen God de mens schiep, heeft Hij ervoor gekozen de mens als man en vrouw te maken, als Gods eigen beeld en gelijkenis. Zo liet God zien dat Hij daarmee op een relatie hoopte: de relatie tussen man en vrouw, en zelfs een relatie tussen man en vrouw en Hemzelf. En Hij zag dat dit ook goed was, en het was zijn verlangen dat die relatie blijvend zou zijn. Dat was de paradijs-ervaring in de Tuin van Eden.
Maar het was niet allemaal goed! De relatie tussen God en de schepselen in de tuin hield niet erg lang stand. Wat gebeurt er toch, als een relatie verbroken wordt?
De lezing van vandaag komt uit het boek Genesis, hoofdstuk 3, vanaf vers 9.
We horen het verhaal van de zondeval, en daarin vinden we een paar antwoorden op deze vraag: “Waar ben je?” vraagt God aan de mens. Waar ben ik? In mijn relatie met mijn medemensen, mijn man, mijn vrouw, mijn kinderen? Waar ben ik, in mijn relatie met mijn collega, mijn vriend of vriendin, mijn werkgever, leraar, mijn student, enzovoort. Waar ben ik?
Waar ben ik nu, in mijn relatie tot God?
Ben ik bang? Verschuil ik me? Waarom ben ik dan bang en kruip ik weg?
Als ik nog eens naar het verhaal luister, kan ik proberen Gods stem in de tuin te horen. Waar doet die stem mij aan denken? Als ik een beetje vermoed waar ik ben, in mijn relatie met God en met mijn medemensen, zou ik in Gods stem een uitnodiging kunnen horen om uit mijn schuilplaats te komen om God hier en nu te ontmoeten. Kan ik dat?
Zelfs wanneer een relatie verbroken is, heb ik altijd een tweede kans. God staat altijd open met zijn liefde en barmhartigheid. Ik kan nu openhartig met God praten over hoe ik die relatie met zijn hulp zou kunnen herstellen, de relatie met God en met anderen. Ik kan met Hem praten zonder bang te zijn.