Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen de Heer haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’ Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’ De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’ Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.
«Gardner museum music collection» © Gardner museum Creative commons Gardner museum Creative commons
Het Belcea kwartet speelt het Heiliger Dankgesang eines Genesenen an die Gottheit, van Ludwig van Beethoven.
Als ik vandaag mijn gebed begin, erken ik de grootheid van God, die mij en alles om mij heen schiep, de aarde, de maan en de sterren. Hij deed bronnen ontspringen in de valleien en liet het gras groeien voor het vee. En ik plaats mijzelf in de handen van die grote en wonderlijke God.
De lezing van vandaag is uit het Evangelie volgens Lucas, hoofdstuk 7, vanaf vers 11.
Iemand die gestorven is weer tot leven brengen is een wonder, verbazingwekkend als je het meemaakt. Het is misschien vreemd dat hier van de mensen die er getuige van zijn wordt gezegd dat ze vervuld waren van vrees. Hoe zou jij reageren, als je getuige zou zijn van een dergelijk wonder?
Misschien beschrijft die zin over het vervuld zijn van vrees meer iets wat op ontzag of verbazing lijkt. Welk licht werpt dit voor jou op de manier waarop in de Schrift het woord ‘vrees’ wordt gebruikt en op de eigenlijke betekenis van de ‘vreze Gods’?
Als deze levendige en indrukwekkende scène opnieuw wordt verteld, probeer dan je die zo levendig mogelijk voor te stellen. Stel je de scène voor – de wijze waarop Jezus kijkt als Hij door medelijden voor de weduwe bewogen wordt en haar zoon zegt dat hij op moet staan; en het gezicht van de moeder als haar zoon rechtop gaat zitten en begint te spreken.
Spreek nu met de Heer over je eigen reacties op deze scène en de gevoelens die je daarbij hebt. Je zou kunnen vragen om de gave van de vreze Gods – niet de vrees voor God maar het ontzag voor Hem: Hem niet beschouwend als een vanzelf sprekende zaak en nooit ophoudend verbaasd te zijn over Gods grootheid.