In het tweede regeringsjaar van koning Darius, op de eerste dag van de zesde maand, richtte de HEER zich bij monde van de profeet Haggai tot Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tot Jozua, zoon van Josadak en hogepriester: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Dit volk beweert dat de tijd nog niet gekomen is om de tempel van de HEER weer op te bouwen. Maar,’ zo sprak de HEER bij monde van de profeet Haggai,‘is de tijd dan wel gekomen om zelf in mooi afgewerkte huizen te wonen? En dat terwijl mijn huis nog een ruïne is! Nu dan – dit zegt de HEER van de hemelse machten: Welke weg zijn jullie ingeslagen? Denk toch na! Jullie hebben veel gezaaid maar weinig geoogst; jullie eten maar raken nooit verzadigd, jullie drinken maar nooit is het genoeg, jullie kleden je maar krijgen het nooit warm; de dagloner krijgt zijn geld maar het verdwijnt in een beurs vol gaten. Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Welke weg zijn jullie eigenlijk ingeslagen? Ga naar de bergen, haal daar hout en bouw mijn huis weer op. Met vreugde zal ik het aanvaarden en er mij in al mijn luister tonen – zegt de HEER.
«Opgenomen t.b.v. Bidden Onderweg» © Eigen opname Bidden Onderweg
«Clouds» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
«Clouds» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Photonen vocaal ensemble zingt Ecce quomodo moritur, in een compositie van Jacob Händl.
‘De rechtvaardige gaat te gronde en niemand bekommert zich erom; ook trouwe mensen sterven, maar niemand ziet in dat de rechtvaardige sterft doordat er onrecht heerst. Toch – wie de rechte weg bewandelt zal rust hebben op zijn sterfbed en de vrede binnengaan.’
De lezing van vandaag is uit het boek Haggai, hoofdstuk 1, vanaf vers 1.
Het woord van God komt via de profeet Haggai bij twee geziene mensen in het land Juda: bij gouverneur Zerubbabel en bij hogepriester Jozua. Het woord van God heeft dus naast spirituele ook politieke betekenis – in stille toewijding, maar ook in het openbare leven. Op welke situatie wijst Haggai hier? Waarop zijn de mensen van Juda, kinderen van God, het zicht verloren? Roept dit iets in je op dat je herkent? Iets in je eigen leven of in het leven van mensen om je heen?
Met het volk van Juda gaat het niet goed – ondanks al hun bezit en rijkdom. Ze weten dat er in de kern van hun leven iets ontbreekt. Hoe kunnen ze dit herstellen? Hoe kunnen ze terugvinden wat verloren is geraakt?
Luister opnieuw naar de lezing – en wees je bewust van die delen van je leven waar God zich in kan verblijden. Maar wees je ook bewust van dat deel van je leven waar God niet wordt geëerd.
Welk deel van je leven doet God plezier? Is er ook iets in jouw leven dat opgebouwd – of herbouwd – moet worden om God te eren? Spreek hierover met God, in je eigen woorden.