Op zekere dag kwamen er afgezanten van de koning naar Modeïn. Ze moesten het volk dwingen zijn godsdienst af te zweren en erop toezien dat ook daar geofferd werd. Veel Israëlieten gingen naar hen toe, en ook Mattatias en zijn zonen maakten hun opwachting. De afgezanten van de koning richtten zich tot Mattatias: ‘U bent een leider en bezit macht en aanzien in deze stad, uw zonen en uw verwanten staan achter u. Laat u de eerste zijn die het bevel van de koning opvolgt. Alle volken zijn u al voorgegaan, ook de inwoners van Judea en de mensen die nog in Jeruzalem wonen. Samen met uw zonen zult u tot de gunstelingen van de koning behoren, en u zult worden overladen met zilver, goud en vele andere geschenken.’ Maar Mattatias antwoordde met luide stem: ‘Zelfs al zijn alle volken in het rijk van de koning hem gehoorzaam, zelfs al wordt iedereen de godsdienst van zijn voorouders ontrouw door de bevelen van de koning op te volgen, dan nog zullen ik, mijn zonen en mijn verwanten trouw blijven aan het verbond van onze voorouders. God verhoede dat we de wet en de voorschriften verloochenen. Wij zullen het gebod van de koning niet gehoorzamen, noch zullen we ook maar een duimbreed afwijken van onze godsdienst.’ Hij was nog niet uitgesproken, of er trad voor het oog van de menigte een Jood naar voren die overeenkomstig het bevel van de koning een offer wilde brengen op het altaar in Modeïn. Mattatias zag het en werd woedend. Hij begon te trillen van verontwaardiging en liet, geruggensteund door de wet, zijn woede de vrije loop; hij rende op de man af en stak hem op het altaar neer. Meteen doodde hij ook de afgezant van de koning die het volk tot offeren moest dwingen en haalde het altaar neer. Zo toonde hij zijn toewijding aan de wet, zoals ook Pinechas eens had gedaan met Zimri, de zoon van Salu. Daarna trok Mattatias door de stad en riep met luide stem: ‘Laat ieder die de wet is toegedaan en pal staat voor het verbond zich bij mij aansluiten.’ Hij vluchtte met zijn zonen de bergen in, hun bezittingen lieten zij achter in de stad.
In die tijd trokken velen die rechtvaardig wilden leven en wilden vasthouden aan de wet naar de woestijn. Daar vestigden ze zich.
«The flower book» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
«Ivory worship» © Met permissie Permissie
Emilie Simon zingt het lied Désert. ‘Oh mijn liefde, mijn gemoed voelt zwaar, ik trek naar de woestijn van mijn hart.’
Eeuwige, ik kom naar U in dit ogenblik.
Vervul mijn hart en mijn hele bestaan
met het wonder van uw aanwezigheid.
De lezing van vandaag is genomen uit het eerste boek Makkabeeën, hoofdstuk 2, vanaf vers 15.
Na het aanschouwen, hoe Jeruzalem was overgegaan naar de nieuwe religie van de koning, hadden Mattatias en zijn zonen de stad verlaten. Maar toen ze te Modeïn tegenover de afgezanten kwamen te staan, werd het Mattatias te veel.
Hij werd overmand door terechte woede. Ofschoon doden nooit kan worden vergoelijkt, bestaat er geen twijfel over de diepte van Mattatias passie.
Kan ik een moment oproepen “waarop ik geraakt werd in het diepst van mijn wezen” door iets waarin ik geloofde?
In welke dingen geloof ik hartstochtelijk? Wat ben ik bereid te doen om daaraan trouw te blijven?
Let bij het herlezen van het eerste deel van dit verhaal op de kracht, de status en de rijkdom die Mattatias opgeeft als hij stelling neemt en let vooral op wat hem ertoe brengt alles zo makkelijk op te geven.
Weinigen onder ons moeten zich vandaag de dag even dramatisch opstellen als Mattatias; maar er zijn subtielere wegen waarop we moeten kiezen tussen macht, status, rijkdom en …geloof in de God van de liefde.
Nu we afronden kun je met de Heer bespreken waar jij die keuzes ziet. Je kunt ook spreken over de gevoelens die in je opkwamen tijdens het gebed.