Want de Schrift zegt: ‘Wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’ En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen, want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’
Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’ Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja vraagt: ‘Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd?’ Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus. Maar dan is mijn vraag: hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk wel, want er staat: ‘Hun roep klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de uiteinden van de wereld.’
«Opgenomen in de Krijtberg t.b.v. Bidden Onderweg» © Eigen opname Bidden Onderweg
«Opgenomen t.b.v. Bidden Onderweg» © Eigen opname Bidden Onderweg
Vandaag herinneren we de sterfdag van Etty Hillesum. Een Nederlandse schrijfster die stierf in concentratiekamp Auschwitz. Componist Jeroen Spitteler raakte geïnspireerd door haar dagboeken en vermengde enkele van haar gedachten tijdens het verblijf in het kamp met een gedicht van Emily Dickinson in het lied Onder die maan.
Zoals die barak daar soms ’s nachts lag onder die maan,
gemaakt uit zilver en uit eeuwigheid;
als een stukje speelgoed,
ontgleden
aan Gods verstrooide hand.
De lezing van vandaag is genomen uit de brief aan de Romeinen, hoofdstuk 10, vanaf vers 11.
Paulus herinnert er ons aan dat Christus missionarissen nodig heeft: mensen die Hem bekend maken doorheen een leven dat van Christus vervuld is. Het is dus goed om terug te denken aan de mensen die ons geraakt hebben met hun voorbeeld. Aan hen die meewerkten aan een of andere bekering in ons hart. Neem even de tijd om terug te blikken op je kindertijd, je adolescentie: richt je aandacht op deze vroege jaren van je leven…
Wie leerde me Jezus kennen? Wie leerde me liefhebben? Vergeven?
Wie leerde me mezelf te aanvaarden? Niet bang te zijn? Open te komen?
Wie leerde me de liefdevolle blik van Christus op mijn leven te aanvaarden?
Ik luister opnieuw naar Paulus’ woorden. Al de mensen waar ik zo even aan dacht breng ik samen. Ik zie hen als een deel van het apostolische volk van God. Het is langs hen dat Christus de hele wereld bereikt.
Met zo’n verzameling van getuigen die achter mij staan, kan ik mij tot de Vader richten. Ik spreek tot Hem over mijn leven. Misschien vraag ik dat ik ook een apostel mag zijn. Dat ik ook zijn helend woord mag brengen tot waar de menselijke ervaring reikt.