Want ik ben de HEER, je God, ik neem je bij je rechterhand en zeg je: Wees niet bang, ik zal je helpen. Wees niet bang, kleine Jakob, arm volk van Israël, ik zal je helpen – spreekt de HEER –, de Heilige van Israël is je bevrijder. Ik maak van jou een scherpe dorsslede, een nieuwe slede met dubbele sneden. Bergen zul je dorsen en vermalen, van heuvels laat je niets over dan kaf. Je zult ze wannen, en de wind neemt ze op, de stormwind jaagt ze uiteen. Dan zul je juichen om de HEER, je om de Heilige van Israël gelukkig prijzen. Armen en behoeftigen zoeken water – niets! Hun tong verdroogt van de dorst. Ik, de HEER, zal hun antwoord geven, ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten. Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen en bronnen in de valleien. In de woestijn laat ik meren ontstaan, uit dorre grond borrelt water op. Ik plant in de woestijn ceder en acacia, mirte en olijfwilg, en ik laat in de wildernis den, sneeuwbal en cipres opschieten. Dan zullen zij zien en beseffen, begrijpen en erkennen dat de hand van de HEER dit heeft verricht, dat de Heilige van Israël dit alles schiep.
«La suite foraine» © Magnatune Magnatune license
«La suite foraine» © Magnatune Magnatune license
«Benedicta. Marian chant from Norcia» © Met permissie Permissie
De monniken uit het klooster van Norcia zingen de woorden van profeet Sirach ‘Toen gaf de schepper van alles mij een opdracht, hij die mij geschapen heeft gaf mijn tent een rustplaats. Hij zei: “Zet je tent neer in Jakobs land, vind in Israël je erfdeel.”. Hij heeft mij in het begin, vóór alle tijden geschapen, en ik zal nimmer sterven.
De lezing van vandaag is genomen uit de profeet Jesaja, hoofdstuk 41, vanaf vers 13.
Wat een machtige beelden van vruchtbaarheid en overvloed, water in de woestijn, overal vruchten en leven. Komt dit tegemoet aan mijn noden of aan die van de wereld? Waar in mijn leven of in de wereld rondom mij zie ik de nood om droge grond in waterbronnen te veranderen?
“Want Ik ben de Heer, je God, Ik neem je bij je rechterhand. Ik zal je helpen.” Hoe voelt het om deze woorden van God te horen? Waar heb ik God nodig om me bij de hand te houden en me te helpen?
Als ik opnieuw naar de lezing luister, kan ik misschien eens nagaan bij mezelf, hoe dit strookt met mijn verlangens, mijn noden, mijn honger en die van de wereld rondom me.
Welke rol zou er voor mij weggelegd zijn in dit verhaal? Hoe kan ik helpen dit prachtige visioen tot stand te brengen? Hoe ben ik hiertoe geroepen? Ik kan nu vrijuit spreken tot de Heer over hoe ik antwoord, en hoe ik wil antwoorden, op deze belofte.