Omdat Israël al oud was toen Jozef werd geboren, hield hij meer van Jozef dan van zijn andere zonen, en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren. De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af. Toen Jozefs broers er eens op uit getrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen, zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem. Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed,’ zei Jozef.
‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan. Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden. ‘Kijk daar eens,’ zeiden ze tegen elkaar, ‘daar komt die meesterdromer aan. Dit is onze kans! Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien. We zeggen gewoon dat hij door een roofdier is verslonden. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’ Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden. ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij. ‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten streek, maar breng hem niet om.’ Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan. Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat mooie veelkleurige gewaad, en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in.
Daarna gingen ze zitten eten. Opeens zagen ze een karavaan naderen. Het waren Ismaëlieten die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte. De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars. Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen. Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in. Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sjekel, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.
«Whisper» © Magnatune Magnatune license
De groep Sela zingt het lied Wanneer ik U niet vind.
De lezing van vandaag is genomen uit het boek Genesis. Hoofdstuk 37, vanaf vers 3.
Jaloersheid is blijkbaar het overheersende gevoel bij de broers van Jozef. Ze zijn zo in de greep ervan dat ze op de duur eindigen met het plannen van het meest uitzonderlijke kwaad tegenover hun eigen broer. Hoe reageer jij op die daad van de broers?
Zelfs wanneer wij overmand zijn door de ergste negatieve gevoelens, is er altijd die vriendelijke stem van de goede Geest, die ons op het rechte pad wil brengen. In ons verhaal blijkt Ruben deze stem te zijn. Kan jij je een tijd herinneren dat je in een dergelijke situatie gevangen zat? Hoe voelde jij je toen?
Luister opnieuw naar het laatste deel van de lezing. Het leven van een mens kan heel licht wegen tegen de achtergrond van het kwaad. Hun weigering om te luisteren naar de stem van de goede Geest brengt de broers ertoe Jozef te verkopen.
Het is gemakkelijk de broers van Jozef met de vinger te wijzen. Maar neem nu even de tijd jezelf te onderzoeken. Zou het kunnen dat ik misschien door mijn eigen fout, in woord en gedachten, in wat ik doe en in wat ik nalaat te doen, mij overgeef aan het kwaad? Spreek daarover nu open met God en laat Gods stem je vandaag leiden op Zijn weg.