Mozes zei tegen de mensen: Zoals de HEER, mijn God, mij heeft opgedragen, leer ik u wetten en regels waarnaar u moet handelen in het land dat u in bezit zult nemen. Leef ze strikt na, dan toont u wijsheid en inzicht. Alle volken die dat zien en van deze wetten horen, zullen zeggen: ‘Wat is dat grote volk wijs en verstandig!’ Want welk volk, hoe groot ook, heeft goden zo dichtbij als wij de HEER, onze God, telkens als wij hem om hulp roepen? En welk volk, hoe groot ook, heeft wetten en regels zo rechtvaardig als het onderricht dat ik u nu geef? Wees gewaarschuwd en neem u zorgvuldig in acht, zodat u nooit vergeet wat u met eigen ogen hebt gezien, maar de herinnering daaraan levendig houdt en alles aan uw kinderen en kleinkinderen doorvertelt.
De groep Sing Hosanna zingt de openingsverzen van Psalm 147.
‘Hoe goed is het te zingen voor onze God.’
Al wat wij door onze liefde
tot stand gebracht hebben,
is onderworpen aan de vergankelijkheid
en wil terugkeren tot het niets.
God, geef ons zoveel liefde,
dat wij de onvergankelijkheid willen
zoals ook uw liefde wil.
De lezing van vandaag is genomen uit het boek Deuteronomium, hoofdstuk 4, vanaf vers 5.
Heel wat delen van het Oude Testament spreken met grote eerbied, trots zelfs, over de wet die God aan zijn uitverkoren volk geeft. Hoe voel je je wanneer je dit soort uitspraken hoort?
‘De Heer onze God is nabij, telkens als wij tot Hem roepen.’ Weerspiegelt deze verklaring jouw eigen ervaring van Gods nabijheid wanneer je bidt?
Bemerk, wanneer je opnieuw luistert, hoe de wet hier blijkbaar niet louter een verzameling van regels is waaraan gehoorzaamd moet worden. Ze is tevens een bron van wijsheid en onderscheiding, van een heiligheid die zelfs effect zal hebben op mensen die niet in God geloven. Kun je mensen, plaatsen of gebeurtenissen bedenken die zo’n soort rustig, geruststellend gezag overbrengen?
Misschien wil je graag enige tijd doorbrengen met de Heer en overwegen hoe het komt dat het uitverkoren volk met zo’n warme gevoelens spreekt over haar relatie tot God.