Omdat de tribuun nauwkeurig wilde vaststellen welke beschuldiging door de Joden tegen Paulus werd ingebracht, liet hij hem de volgende dag uit de gevangenis halen en verordonneerde hij dat de hogepriesters en het hele Sanhedrin bijeen moesten komen. Hij liet Paulus naar het tempelgebouw brengen om voor hen te verschijnen.
Paulus wist dat het Sanhedrin deels uit sadduceeën bestond en deels uit farizeeën, en daarom riep hij hun toe:
‘Broeders, ik ben een farizeeër uit een geslacht van farizeeën,
en ik sta hier terecht omwille van de verwachting dat de doden zullen opstaan!’ Toen hij dit gezegd had, ontstond er onenigheid tussen de farizeeën en de sadduceeën en raakte de vergadering verdeeld.
De sadduceeën beweren immers dat er geen opstanding is en dat engelen en geesten niet bestaan, maar de farizeeën geloven zowel het een als het ander. Er ontstond groot tumult, en enkele schriftgeleerden uit de kring van de farizeeën stonden op en betoogden heftig: ‘Wij vinden dat deze man niets heeft misdaan! Het kan toch dat een geest of een engel met hem gesproken heeft?’
Toen de onenigheid nog toenam, vreesde de tribuun dat Paulus door de leden van het Sanhedrin verscheurd zou worden. Hij liet een afdeling soldaten komen om hem te ontzetten en hem terug te brengen naar de kazerne. Die nacht kwam de Heer bij Paulus en zei: ‘Houd moed! Want zoals je in Jeruzalem getuigenis van mij hebt afgelegd, zo moet je ook in Rome van mij getuigen.’
«Lumen» © Buma/Stemra Buma/Stemra
«Clouds» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Kika Sprangers, Martin Fondse en Jörg Brinkmann Spelen het lied No man’s land.
Laat ons bij aanvang van de podcast bidden met dit gebed van pater Frans Cromphout.
Leer ons bescheiden te zijn
en niet alles te wensen,
niet altijd meester te willen zijn,
niet over alles te willen beschikken, nu, meteen.
Leer ons dat alles zijn uur heeft
en dat groei niet verhaast kan worden.
Leer ons geloven in de genade van ieder seizoen.
De lezing van vandaag is genomen uit de Handelingen van de apostelen, hoofdstuk 22, vanaf vers 30.
In de lezing van vandaag bevindt Paulus zich in een crisissituatie. Hoewel hij al zijn vernuft inzet om de vijandelijkheid af te wenden, is zijn leven in groot gevaar. Hij staat machteloos en is niet in staat zichzelf te redden. We horen vandaag van gegijzelden in vergelijkbare situaties. Hoewel ik misschien zelf nooit aan zo’n gevaar ben blootgesteld, kan ik me misschien een moeilijke situatie voor de geest halen die van mij moed vereiste.
Na zijn beproeving heeft Paulus een ervaring met de Heer, die naast hem staat en hem moed inspreekt. Kan ik deze woorden horen als uitgesproken tegen mij?
Hoe wordt ook ik, in mijn leven en werken van vandaag, uitgedaagd om te getuigen van de Heer?
Luister nogmaals naar de lezing en merk op hoe Paulus, midden in de crisis, op God vertrouwt en stand houdt.
Ik kan in mijn hart tot de Heer spreken als tot een vriend die mij heel nabij is en Hem vragen waarvoor ik, in mijn leven van vandaag, een getrouwe getuige moet zijn.