Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en hij zette mij neer in een dal vol beenderen. Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. De HEER vroeg mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet u alleen.’ Toen zei hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.”’
Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. Toen zei hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’ Ik profeteerde zoals hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.
En hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. Wat ik gezegd heb, zal ik doen – zo spreekt de HEER.”’
«Beyond here» © Buma/Stemra Buma/Stemra
«Movements» © Magnatune Magnatune license
Salt of the Sound zingt, ‘Breathe New Life’. Wees je bewust van je ademhaling, nu, terwijl je aan dit gebed begint… richt je aandacht op de levensadem die God jou gegeven heeft.
De lezing van vandaag is genomen uit de Profeet Ezechiël, hoofdstuk 37, vanaf vers 1.
We horen de lezing vandaag in drie delen, door onze dagelijkse reflectie heen.
Het beeld dat de lezing uit Ezechiël aanreikt is aangrijpend maar ook ten diepste hoopvol. Alles wat ons doodt en alles wat ons hopeloos maakt: God verlangt dat wij dit zouden loslaten. Blijf even verwijlen bij dit beeld… denk even aan die dingen in jouw leven die jou doden en je hopeloos maken…
Luister nu naar deel één…
Voor God gaat niets verloren, hoe droog en levenloos het ook mag lijken. Alles is in zijn hand. Waar heb jij de zachte hand van God gevoeld? Waar heeft ze jou geleid of zelfs gedragen? Hoe bracht dit jou tot nieuw leven?
Luister nu naar deel twee…
We hebben allemaal wel herinneringen, relaties, gevoelens van spijt die aanvoelen als uitgedroogde beenderen, verspreid in het het dal van onze ervaringen. Zijn er zulke zaken die jij in deze gebedstijd aan God wil vertellen?
We luisteren nu naar deel drie…
Deze passage openbaart iets van de enorme kracht van God: Hij brengt zelfs de doden terug tot leven. Wat zou je God willen zeggen na dit beeld van zijn ondoorgrondelijke liefde voor ons en voor de hele mensheid?