Broeders en zusters, wij moeten God altijd voor u danken. Het past ons dit te doen, omdat uw geloof sterk groeit en uw liefde voor elkaar groter wordt. Wij spreken dan ook in de gemeenten van God vol trots over uw standvastigheid en trouw onder de vervolgingen en onderdrukking die u moet doorstaan. Ze zijn het bewijs dat God rechtvaardig oordeelt door u zijn koninkrijk, waarvoor u nu lijdt, waardig te achten. Daarom bidden wij altijd dat onze God u deze roeping in ere doet houden, dat hij u door zijn kracht de vaste wil geeft het goede te doen en u door uw geloof al het mogelijke tot stand laat brengen. Dan zal door de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus de naam van onze Heer Jezus door u geprezen worden, en u door hem.
«The sweetest songs» © Buma/Stemra Buma/Stemra
«Beethoven & Ravel» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Je luistert naar Confitebor tibi domine.
‘Ik wil de Heer danken met heel mijn hart. Groot zijn de daden van de Heer!’
De lezing van vandaag is genomen uit de tweede brief van Paulus aan de Tessalonicenzen, hoofdstuk 1, vanaf vers 3.
Paulus dankt God voor het geloof en de liefde onder de christenen in Tessalonica. Hij herkent de werking van Gods kracht onder hen zoals hij die werking van Gods kracht ook kent in zijn eigen leven. Kan ik in mijn leven vandaag tekenen zien van groeiend geloof?
Hoe word ik vandaag geroepen om te groeien in liefde? Waar kan ik, gezien mijn huidige levensomstandigheden, extra hulp gebruiken van Gods kracht?
Misschien kan ik, wanneer ik nogmaals de lezing beluister, de woorden van Paulus horen als gesproken tot mij persoonlijk.
Laat ik me nu, met een geopend hart, keren tot God; klaar om de kracht te ontvangen die ik nodig heb om te groeien in geloof en liefde.