Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat U een van de profeten bent.’ Toen vroeg Hij hun: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’ Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken. Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat Hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; Hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. Maar Hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga terug, achter Mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter Mij aan komen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het behouden.
«Opgenomen t.b.v. Bidden Onderweg» © Eigen opname Bidden Onderweg
«Bird-stone» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Toonkunstkoor Amsterdam zingt het lied Da pacem, Domine, gecomponeerd door Melchior Franck.
God, het is uw vreugde
dat er goedheid is onder de mensen,
dat de bedroefden bemoedigd worden
en de eenzamen een huis vinden.
Laat ons die vreugde zoeken.
Geef ons gedachten van vrede
en woorden van hoop.
In het Evangelie van dit weekend horen we één van de meest uitdagende vragen die Jezus aan zijn leerlingen stelt: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’. Terwijl je luistert naar het Evangelie volgens Marcus, hoofdstuk 8 vanaf vers 27, plaats jezelf midden in het tafereel. Kan jij Jezus een antwoord geven?
Jezus is weer eens onderweg met zijn leerlingen, wanneer Hij besluit dat de tijd rijp is om hen deze directe vraag te stellen. De eerste vraag mag nog makkelijk lijken. Maar dan stelt Hij een veel persoonlijkere vraag: ‘Maar wie zeg jij dat Ik ben?’. Misschien stelt Hij de eerste vraag terwijl ze verder wandelen, stopt Hij plots en kijkt Hij zijn leerlingen aan wanneer Hij hun de tweede vraag stelt. Hoe beeld jij je in dat het gebeurde? Kan je het tafereel voor ogen roepen? Hoe was hun gezichtsuitdrukking? En hun stemmen?
Beeld je nu in dat jou de vraag wordt gesteld ‘Maar wie denk jij dat Ik ben?’ als één van de leerlingen in het tafereel. Of hier en nu… Neem even de tijd om over de vraag te mijmeren. Wie is Hij … voor jou? Wie hoop jij dat Hij is? Wat verlang jij dat Hij betekent… voor jou… en voor de wereld?
Terwijl je opnieuw luistert naar de passage, wees opmerkzaam hoe de dialoog zich doorzet na de geloofsbelijdenis van Petrus.
Jezus zet het gesprek verder door, door te zeggen dat iedereen Hem zal verstoten, dat Hij zal lijden en zelfs ter dood zal gebracht worden. Petrus vindt dit zo moeilijk om aan te horen dat er ruzie uitbreekt tussen hem en Jezus.
Welke gevoelens komen bij jou op bij dit lijdensverhaal? Spreek met Jezus over je gevoelens. Misschien wil ook jij hierover met Hem van gedachten wisselen of Hem iets vertellen over je eigen pijn en lijden. Wat het ook moge zijn, spreek vrijuit met Hem.