Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
«Sunset ep» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
De band Sela zingt het lied Ubi Caritas. ‘Waar vriendschap en liefde heersen, daar is God.’
De lezing van vandaag is genomen uit het Evangelie volgens Lucas, hoofdstuk 10, vanaf vers 29.
Als je dit verhaal hoort, met welk personage identificeer je je dan het meest? Met het ongelukkige slachtoffer? Met de Samaritaan, de geminachte vreemde? Met de priester of de Leviet? Misschien met de wetgeleerde die Jezus deze vraag stelt? Welke rol zou jij jezelf toedichten als je hem moest spelen?
De wetgeleerde vraagt Jezus: ’Wie is mijn naaste? Hij verwacht van Jezus een definitie, een mooie heldere scheidslijn, een grens, zodat hij precies weet welke mensen zijn naasten zijn, wie hij moet liefhebben en wie hij kan negeren. Ben je dit verlangen ooit bij jezelf tegen gekomen?
Luister, terwijl de lezing nogmaals voorgelezen wordt, aandachtig naar de subtiele verschuiving die er plaats vindt van ’’wie is mijn naaste?’ naar ’wie was een naaste?’.
Wellicht dient ook in mijn hart een verschuiving plaatst te vinden; van me zorgen maken om scheidslijnen en grenzen, naar een meer vrijgevige, openhartige zorgzaamheid voor anderen - wie dat ook mogen zijn. Jezus nodigt mij uit om ’voortaan net zo’ te doen’. Zou ik Hem kunnen vragen mij te tonen hoe? Mij te tonen wie mij vandaag als naaste nodig heeft?