Herinner allen eraan dat ze overheid en gezag moeten erkennen en gehoorzaam moeten zijn, bereid om altijd het goede te doen, dat ze van niemand mogen kwaadspreken, vredelievend en vriendelijk moeten zijn en zich tegenover iedereen zachtmoedig moeten gedragen. Ook wij waren eens onverstandig, ongehoorzaam, op de verkeerde weg, slaaf van allerlei begeerten en lusten. Ons leven stond in het teken van boosaardigheid en afgunst, we verafschuwden en haatten elkaar. Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze Redder, openbaar geworden en heeft Hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de heilige Geest, die Hij door Jezus Christus, onze Redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten. Zo zijn wij door zijn genade als rechtvaardigen aangenomen en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop we hopen.
«Tomorrow eyes» © Buma/Stemra Buma/Stemra
Remy van Kesteren en Martin Fondse spelen het lied Maria.
Leer ons bescheiden te zijn
en niet alles te wensen,
niet altijd meester te willen zijn,
niet over alles te willen beschikken,
nu, meteen.
Leer ons dat alles zijn uur heeft
en dat groei niet verhaast kan worden.
Leer ons geloven
in de genade van ieder seizoen:
bloesemtijd, groeitijd, oogsttijd.
Leer ons vooral te geloven
in de genade van de wintertijd,
waarin niets schijnt te gebeuren
en alles al begint.
Vandaag lezen we uit de brief aan Titus hoofdstuk 3 vanaf vers 1.
Op het nieuws krijgen we de vele brandhaarden mee, verspreid over de wereld. Over leiders die het met de medemenselijkheid niet zo nauw nemen Het is misschien toevallig maar wel toepasselijk dat deze week ook de feestdag was van de heilige Martinus van Tours, de beschermheilige van soldaten, gewetensbezwaarden en aalmoezeniers.
Martinus werd christen toen hij in de 3e eeuw deel uitmaakte van de Romeinse krijgsmacht/legermacht. Uit medelijden deelde Martinus zijn militaire mantel met een bedelaar. Later had hij een droom waarin de bedelaar Jezus bleek te zijn met de bevestiging vanuit het evangelie van Matteüs dat 'Wat je ook voor een van de minste van mijn broeders en zusters hebt gedaan, dat heb je voor mij gedaan'. Hij ruilde zijn militaire dienst in voor een leven in dienst van de armen. Martinus beschrijft zijn leven als een bekering door een ontmoeting met Christus.
Is dit misschien iets waar jij ervaring mee hebt? Is er een moment in je leven geweest waarop je je door God bewogen voelde tot een nieuwe manier van zijn/bestaan?
Deze uitnodiging tot bekering komt ook terug bij Titus. Overal waar je genade tegenkomt, door de Geest of de liefdevolle goedheid van God, onze Redder, kunnen we bewogen worden tot het goede. Terwijl ik opnieuw naar de lezing luister, bezin ik me over het volgende: kan ik mezelf aanvaarden zoals ik ben, zodat deze liefdevolle vriendelijkheid in mij kan werken? Kan ik toestaan dat barmhartigheid en genade in mijn geest worden uitgestort om mij te vernieuwen en te doen herleven?
Van de heilige Martinus wordt gezegd: "Heer, als uw volk mij nog nodig heeft, weiger ik het werk niet. Uw wil geschiede." Kan ik in mijn gebed hetzelfde doen? Wat zou mij in de weg kunnen staan? Welke hulp heb ik vandaag van de Heer nodig?