Toen Hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’ Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij hem moest brengen. Toen deze voor hem stond, vroeg Hij hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’ Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’ Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde Hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.
«The Celtic collection» © Met permissie Permissie
«Sleep: tranquility base» © Buma/Stemra Buma/Stemra
«Sleep: tranquility base» © Buma/Stemra Buma/Stemra
Je luistert naar Awaken me, Lord van Margaret Rizza.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U
naar de rijke jongen,
die nog geen beslissing had genomen
of hij U zou volgen of niet.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U
naar de menigte
die samendrong rond U.
Heer Jezus,
leer mij kijken zoals U.
De lezing van vandaag is genomen uit het Evangelie volgens Lucas, hoofdstuk 18, vanaf vers 35.
De dagelijkse sleur doorbreken - dat is vaak onze verzuchting. Het kan je te neer drukken. En als je niet bepaald tuk bent op verandering, dan is er veel kans dat er iets anders in je leven is dat je als een sleur ervaart. De blinde man in dit verhaal zit muurvast in zijn dagelijkse sleur: steeds aan de kant van de weg, altijd bedelen. Dat is wat hij doet, dag na dag. Volgens dit patroon leerde hij zijn leven te leiden, omwille van zijn blindheid. Maar vandaag hangt er iets anders in de lucht: Jezus van Nazareth komt langs. Dit is zijn kans. Hij grijpt hem met beide handen. Als hij nu niet spreekt, zal Jezus straks weer weg zijn, voorbij. Kan je je voorstellen wat dit voor hem geweest moet zijn? Wat hij op dat moment in zijn hart moet gevoeld hebben?
En ik? Kan ik bij mezelf de moed vinden om Jezus’ aandacht te trekken? Kan ik me voorstellen dat Hij daar stil staat en mij vraagt wat ik wil?
Terwijl ik opnieuw naar de lezing luister, kan ik mezelf misschien deze vraag stellen: is er iets dat mij tegenhoudt die stap te zetten, het uit te schreeuwen, mijn kans te grijpen om dicht bij Jezus te zijn?
Als er nu in mij iets is dat tot Jezus wil spreken en dicht bij Hem wil zijn, kan ik dit dan een stem geven? Kan ik het uitspreken voor Hem?