De leerlingen die verdreven waren als gevolg van de onderdrukking die na de dood van Stefanus was begonnen, trokken naar Fenicië, Cyprus en Antiochië, maar verkondigden Gods boodschap uitsluitend aan de Joden. Enkele Cyprioten en Cyreneeërs onder hen, die naar Antiochië waren gereisd, maakten daar echter ook de Griekse bevolking bekend met het Evangelie van de Heer Jezus. De Heer steunde hen bij deze taak, zodat veel mensen overgingen tot het geloof in de Heer. Het nieuws over hun optreden bereikte de gemeente in Jeruzalem, waar men besloot Barnabas naar Antiochië te zenden. Toen hij daar was aangekomen en zag wat God in zijn goedgunstigheid had bewerkt, verheugde hij zich en spoorde hij iedereen aan om standvastig te zijn en trouw te blijven aan de Heer. Hij was een voortreffelijk en diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest. Een groot aantal mensen werd voor de Heer gewonnen. Hierna vertrok Barnabas naar Tarsus om Saulus te zoeken, en toen hij hem gevonden had, nam hij hem mee naar Antiochië. Een heel jaar lang kwamen ze met de gemeente daar bijeen en gaven ze onderricht aan tal van mensen. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.
«Afterglow» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
Je luistert naar het lied Oculi mei, van Margaret Rizza.
Lieve Jezus,
Ik verlang dat Gij mij vindt
En dat Gij bezit van mij neemt.
Want als Gij mij vindt,
dan heb ik U gevonden;
en meer verlang ik niet.
(Jan Berchmans)
De lezing van vandaag komt uit de Handelingen van de apostelen. Hoofdstuk 11, vanaf vers 19.
Aan het begin van deze lezing horen we over mensen die verdreven waren vanwege onderdrukking - mensen die verschillende richtingen uitgingen en zich hergroepeerden. Kan ik me zo'n tijd herinneren in mijn eigen leven? Een tijd waarin ik echt verstrooid was, of me misschien gewoon verstrooid voelde… Overal en nergens?… Probeerde ik mezelf te hergroeperen? Herinner voor een moment hoe dat voelde.
Deze passage vertelt dat de Heer bij deze mensen steunde toen ze zich hergroepeerden. Barnabas was gezonden om hen te bezoeken. En, zo staat er, hij zag de genade van God en verheugde zich. Kan ik de genade van God zien in de tijd dat ik me verstrooit voel en mezelf weer bijeen raap? Kan ik zien hoe de hand van de Heer met mij was en is?
Nu ik de lezing opnieuw hoor, zou ik kunnen nadenken over wie voor mij heeft gedaan wat Barnabas voor deze mensen heeft gedaan - wie heeft de genade van God in mij gezien en zich verblijd? Wie heeft mij gesteund? Wie heeft mij bemoedigd?
Dit zou een moment kunnen zijn om God te danken voor zijn zorg voor mij, zelfs toen ik me daar niet van bewust was, en voor de mensen die mij gesteund hebben. Misschien wil ik ook met God spreken over waar ik hetzelfde kan doen voor anderen.