En u, jongeren, moet van uw kant het gezag van de oudsten erkennen. Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade. Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag, dan zal hij u op de bestemde tijd een eervolle plaats geven. U mag uw zorgen op hem afwentelen, want u ligt hem na aan het hart. Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi. Stel u tegen hem teweer, gesterkt door uw geloof, in het besef dat uw broeders en zusters, waar ook ter wereld, onder hetzelfde leed gebukt gaan. Maar al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister. God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen. Hem komt de macht toe, voor eeuwig. Amen.
«Chapter one» © Creative commons NC-ND 4.0 Creative Commons
«Fountain of life» © Met permissie Permissie
Je luistert naar O Lord, my heart is not proud van Margaret Rizza. ‘O Heer, mijn hart is niet trots.’
Kan ik terwijl ik mijn gebed start, mijn trots, elk gevoel van zelf-belang opzij zetten en mijzelf nederig in de handen van mijn God leggen? Hij die al mijn fouten en tekortkomingen kent en nog steeds van mij houdt.
De lezing van vandaag is genomen uit de eerste brief van Petrus, hoofdstuk 5, vanaf vers 5.
Trots wordt hier geïdentificeerd als de vijand. Trots, die je zou kunnen vergelijken met het gebruik van duur exclusief behang om de scheuren in de muur te verbergen. Anderen of mijzelf voor de gek houden dat mijn gebreken en tekortkomingen er niet zijn. Kan ik momenten bedenken waarop ik mijn zwakheid – voor andere mensen of zelfs voor mijzelf – heb proberen te verbergen en ontdekte dat mijn gebreken het gewicht van de vermomming niet konden dragen?
Als Petrus spreekt over “de minste willen zijn” spreekt hij niet over iets oppervlakkigs als jezelf verkleden of vermommen. Hij spreekt over iets veel diepers. Mijzelf accepteren zoals ik ben, zoals wij allen zijn, als mensen die wachten op onze transformatie door Gods genade. Is dat hoe ik mezelf en de mensen om me heen zie terwijl ik bid?
Luister, als je de lezing opnieuw hoort, naar die woorden “U mag uw zorgen op Hem afwentelen, want u ligt Hem na aan het hart.”
Welke van je angsten wil jij nu toevertrouwen aan de Heer?