Hemels gastmaal

Vraag God, bij het begin van deze vijfde gebedstijd, de moed om Hem lief te hebben in anderen. Vraag Hem om te helpen te geloven dat wanneer je mensen in nood verwelkomt, dat je dan God zelf welkom heet. Vraag God ook dat je mag beseffen dat als je met de allerarmsten aan één tafel zit, dat je dan proeft van het hemelse gastmaal.

Welstellende mensen die een broer of een zus in nood zien, maar hun hart voor hen afsluiten, kunnen niet beweren God lief te hebben. Liefde uit zich niet alleen in woorden of in praten. Het is pas ware liefde, als het zich uit in daden. Door het betonen van liefde aan een vreemdeling, gehoorzaam je Gods geboden. Het is alleen God die je hiervoor echt zal belonen. Denk terug aan een moment in de voorbije weken waarop je iets van jezelf hebt gegeven aan een ander. Het mag iets kleins zijn. Maar het moet wel gaan over een gebeurtenis waarbij je je eigen spontane voorkeur hebt losgelaten. Waarbij je de noden van een ander op de eerste plaats hebt gezet. Waarbij je echt een offer hebt gebracht. Vertel nu aan God wat dit voor jou betekend heeft.

Wat zou het verband kunnen zijn tussen 'vasten' en 'gerechtigheid' in de context van jouw eigen gemeenschap? Wat zou jij moeten opgeven opdat anderen meer zouden krijgen? Dit zou kunnen zijn: meer ruimte, meer tijd, meer materiële goederen, meer gelegenheden om te ontmoeten…
Zijn er concrete situaties waarin je hoopt dat je licht kan zien doorbreken in jouw buurt, in jouw groep of in jouw kerk? Zodanig dat onderdrukte mensen toch tot hun recht kunnen komen?