Wat op de grond kruipt

Arjette Kuipers zingt het lied Herinner in de winter.

De lezing van dit weekend komt uit het boek Deuteronomium. Hoofdstuk 8, vanaf vers 2.
Het boek Deuteronomium is het testament dat Mozes aan het eind van zijn leven naliet aan het volk van Israël. Veertig jaar leidde hij zijn volk door de woestijn en met regelmaat moest Mozes toezien hoe de mensen na verloop van tijd afgleden van Gods wandel. Nu somt Mozes nog eens op bij welke beproevingen God aan hun zijde stond als een blijvende herinnering aan Zijn eeuwigdurende liefde.
Hoe is dat voor mij? Wanneer ik me in een dorre periode bevindt, neig ik dan na verloop van tijd te focussen op de giftige slangen en schorpioenen op de grond? Hoe zou dat komen?
Zoals Mozes opsomt hoe God Zijn volk voedsel aanreikte gedurende de tocht, kan ook ik voor mezelf opsommen waar in mijn leven ik gevoed werd door de Heer?
‘vergeet niet één van zijn weldaden’ opent Psalm 103. Toch vinden wij dat moeilijk. Zelfs de evangelisten, die de wonderen van Jezus voor hun ogen hadden zien gebeuren, gingen na zijn kruisdood in eerste instantie weer over op de orde van de dag. Pas nadat Jezus terug kwam om met hen het brood te breken, kwamen ze echt tot geloof. Bij het herbeluisteren van de tekst beeld ik me in dat ze tot mij gericht is. God was bij me tijdens alle beproevingen in mijn leven. Wat doet dat met me?
Met “Geef ons heden ons dagelijks brood”, doelde Jezus er ook op dat Hij óns dagelijks brood wil zijn. Een Heilig Sacrament om stil bij te verwijlen. Een plek en een voorwerp van eerbied. Stilstaan bij het heilige karakter van ons gewone leven. Kan ik de laatste minuten van dit gebed daarvoor gebruiken? Mij de persoon van Jezus te binnen brengen en daarbij bedenken wat Hij voor mij betekent.