Ontzag of verbazing

Het Belcea kwartet speelt het Heiliger Dankgesang eines Genesenen an die Gottheit, van Ludwig van Beethoven.

Als ik vandaag mijn gebed begin, erken ik de grootheid van God, die mij en alles om mij heen schiep, de aarde, de maan en de sterren. Hij deed bronnen ontspringen in de valleien en liet het gras groeien voor het vee. En ik plaats mijzelf in de handen van die grote en wonderlijke God.
De lezing van vandaag is uit het Evangelie volgens Lucas, hoofdstuk 7, vanaf vers 11.
Iemand die gestorven is weer tot leven brengen is een wonder, verbazingwekkend als je het meemaakt. Het is misschien vreemd dat hier van de mensen die er getuige van zijn wordt gezegd dat ze vervuld waren van vrees. Hoe zou jij reageren, als je getuige zou zijn van een dergelijk wonder?
Misschien beschrijft die zin over het vervuld zijn van vrees meer iets wat op ontzag of verbazing lijkt. Welk licht werpt dit voor jou op de manier waarop in de Schrift het woord ‘vrees’ wordt gebruikt en op de eigenlijke betekenis van de ‘vreze Gods’?
Als deze levendige en indrukwekkende scène opnieuw wordt verteld, probeer dan je die zo levendig mogelijk voor te stellen. Stel je de scène voor – de wijze waarop Jezus kijkt als Hij door medelijden voor de weduwe bewogen wordt en haar zoon zegt dat hij op moet staan; en het gezicht van de moeder als haar zoon rechtop gaat zitten en begint te spreken.
Spreek nu met de Heer over je eigen reacties op deze scène en de gevoelens die je daarbij hebt. Je zou kunnen vragen om de gave van de vreze Gods – niet de vrees voor God maar het ontzag voor Hem: Hem niet beschouwend als een vanzelf sprekende zaak en nooit ophoudend verbaasd te zijn over Gods grootheid.