Ommekeer

Quire Cleveland zingt de hymne Amazing Grace. ‘Genade Gods, oneindig groot, geeft mij wat ik niet verdiende. Ik was verloren, geest’lijk dood, ‘k was blind, maar kan nu zien.’

De lezing van vandaag komt uit de Handelingen van de apostelen. Hoofdstuk 9, vanaf vers 1.

Dit dramatische verhaal uit het boek Handelingen vertelt over een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de nieuwe volgelingen van Jezus. Saulus, hun voornaamste vervolger, die voor het eerst verscheen ten tijde van de dood van Stefanus, bevindt zich op het toppunt van zijn krachten en is absoluut overtuigd van de juistheid van zijn zaak. Maar dit alles wordt op zijn kop gezet wanneer Saulus Jezus ontmoet. Hij ziet het licht. Hij ontdekt dat zijn leven op het punt staat een ​​nieuwe richting op te gaan. Heb ik dat ook ooit meegemaakt, of heb ik het gezien bij iemand die ik ken? Hoe was dat?

Kan ik me voorstellen dat ikzelf, of iemand die ik ken, nu zo'n ervaring heeft? Wat voor soort ‘ommekeer’, wat voor soort radicale verandering kan ik me voorstellen voor mezelf, of voor deze andere persoon? Zou zo'n verandering meer ruimte maken voor God? Hoe zou het mij of hen veranderen?

Terwijl ik opnieuw naar de lezing luister, stel ik me voor dat ik, misschien, net als Saulus, dit verblindende licht zie en dat dan de schellen mij van de ogen vallen. Hoe voelt dat?

Is het nodig dat de schellen mij van de ogen vallen? Of is het iets dat niet zo radicaal is? Is er iets dat ik alleen maar duidelijker moet zien? Kan ik de Heer vragen mij te helpen?