Laat de wind me meenemen
Het Stellenbosch university choir zingt het lied Laat die wind my neem.
Breek mijn hart open, laat het regenen.
Soms moet je sterven om echt te leven.
Verspreid dan mijn angst over de zee, laat de wind me meenemen.
Laat de wind me meenemen
De lezingen die we in de afgelopen week hoorden, gingen over rijkdom en onze houding ten opzichte van rijkdom - de jongeman die verdrietig wegliep toen hem werd gevraagd zijn vele bezittingen te verkopen en de opbrengst te geven aan de armen; hoe het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan; over de arbeiders die het laatste uur ingehuurd werden hetzelfde betaald kregen als de rest. Misschien vroeg ik me naar aanleiding hiervan af: verzamel ik op aarde een schat voor mezelf of in de hemel?
Een andere uitdaging waar deze lezingen mij misschien voor stellen, is: probeer ik een christen, een volgeling van Jezus, te zijn op mijn voorwaarden, op de manier die ik kies, of ben ik bereid het te doen volgens voorwaarden die ik niet gekozen heb – volgens Gods voorwaarden?
Het idee God de leiding te geven, me te laten leiden door hem, wordt uitgedrukt in het beeld van de ouder-kind relatie; zoals we vandaag lezen van de brief aan de Hebreeën.
De vermaning in deze brief, waarin we worden aangesproken als kinderen, is een citaat uit is het boek Spreuken. Maar, behandeld worden als een kind kan zowel negatieve als positieve connotaties hebben. Aan de ene kant die van ”infantilisering”, waarbij je de hele tijd verteld wordt wat je moet doen, waarbij je behandeld wordt alsof je dom bent; maar, anderzijds, die van tedere liefde en zorg, van begeleiden, van voeden, onderwijzen, zodat ons geen kwaad overkomt. Hoe voelt het voor jou dat God “je behandelt als een kind”?
De heilige Ignatius schrijft, wanneer hij ons vertelt over de tijd van zijn geestelijke bekering, hoe God met hem handelde zoals “een schoolmeester met een kind doet.” Kun je je een moment herinneren dat je het gevoel had dat God je leek te behandelen als een kind?
Als je de passage nog eens leest, sta dan stil bij de gevoelens die bij je opkomen, welke beelden je voor de geest komen. Misschien zijn er bepaalde herinneringen die door de passage worden opgeroepen.
“ …het kreupele lichaamsdeel mag niet ontwricht worden,” aldus de brief, “maar moet genezen.” Wat is er in je – in je lichaam, je geest, herinneringen, je gevoelens – dat ontwricht is, of het risico loopt ontwricht te raken en genezen moet worden? Kun je dit in de laatste momenten van dit gebed, in je eigen woorden, aan God voorleggen?
Breek mijn hart open, laat het regenen.
Soms moet je sterven om echt te leven.
Verspreid dan mijn angst over de zee, laat de wind me meenemen.
Laat de wind me meenemen
De lezingen die we in de afgelopen week hoorden, gingen over rijkdom en onze houding ten opzichte van rijkdom - de jongeman die verdrietig wegliep toen hem werd gevraagd zijn vele bezittingen te verkopen en de opbrengst te geven aan de armen; hoe het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan; over de arbeiders die het laatste uur ingehuurd werden hetzelfde betaald kregen als de rest. Misschien vroeg ik me naar aanleiding hiervan af: verzamel ik op aarde een schat voor mezelf of in de hemel?
Een andere uitdaging waar deze lezingen mij misschien voor stellen, is: probeer ik een christen, een volgeling van Jezus, te zijn op mijn voorwaarden, op de manier die ik kies, of ben ik bereid het te doen volgens voorwaarden die ik niet gekozen heb – volgens Gods voorwaarden?
Het idee God de leiding te geven, me te laten leiden door hem, wordt uitgedrukt in het beeld van de ouder-kind relatie; zoals we vandaag lezen van de brief aan de Hebreeën.
De vermaning in deze brief, waarin we worden aangesproken als kinderen, is een citaat uit is het boek Spreuken. Maar, behandeld worden als een kind kan zowel negatieve als positieve connotaties hebben. Aan de ene kant die van ”infantilisering”, waarbij je de hele tijd verteld wordt wat je moet doen, waarbij je behandeld wordt alsof je dom bent; maar, anderzijds, die van tedere liefde en zorg, van begeleiden, van voeden, onderwijzen, zodat ons geen kwaad overkomt. Hoe voelt het voor jou dat God “je behandelt als een kind”?
De heilige Ignatius schrijft, wanneer hij ons vertelt over de tijd van zijn geestelijke bekering, hoe God met hem handelde zoals “een schoolmeester met een kind doet.” Kun je je een moment herinneren dat je het gevoel had dat God je leek te behandelen als een kind?
Als je de passage nog eens leest, sta dan stil bij de gevoelens die bij je opkomen, welke beelden je voor de geest komen. Misschien zijn er bepaalde herinneringen die door de passage worden opgeroepen.
“ …het kreupele lichaamsdeel mag niet ontwricht worden,” aldus de brief, “maar moet genezen.” Wat is er in je – in je lichaam, je geest, herinneringen, je gevoelens – dat ontwricht is, of het risico loopt ontwricht te raken en genezen moet worden? Kun je dit in de laatste momenten van dit gebed, in je eigen woorden, aan God voorleggen?