Troost en verzoening

Het Galakoor zingt Comfort ye my people, de openingswoorden uit Jesaja 40. ‘Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.’

Heer, U hebt mij geschapen om in vrijheid te leven. Wek in mijn hart het verlangen U te kennen en van U te houden, meer en meer elke dag.

De lezing van vandaag is genomen uit de profeet Jesaja. Hoofdstuk 40, vanaf vers 1.

Het fragment vertelt ons dat ‘het gras verdort, de bloem verwelkt’. Toch wordt ons iets beloofd dat niet teloorgaat en niet vervaagt. Wat is het?

Deze woorden lijken troost en verzoening te brengen. Voor zonde is er geboet. Schuld is afgelost. De lei is schoongeveegd. Op welke manier of in welke aspecten van mijn leven verlang ik ernaar dat dit zou gebeuren?


Wanneer ik deze passage opnieuw beluister, hoe begrijp ik dan deze woorden, de betekenis van deze lezing? Welke belofte van God onderscheid ik hier?

‘Baan een weg voor de Heer’. Deze woorden zijn aan mij gericht. Kan ik met God spreken over wat er van mij verlangd zou kunnen worden, welke rol ik vandaag zou kunnen spelen bij het timmeren aan een weg voor de Heer?