Weet je het zeker?

door Dries van den Akker sj.
We zijn de groep ontvlucht; de groep van Jezus’ leerlingen. Het was al erg genoeg wat er met Jezus gebeurd was. Maar toen kwamen Maria van Magdala en een paar andere vrouwen hysterisch binnenrennen dat ze de meester waren tegengekomen: ‘Hij lééft. We hebben hem zelf gezien.’ Petrus en Johannes zijn naar het graf gegaan. Het was leeg. Dat was wel vreemd. Maar hem, de meester, hebben ze natuurlijk niet gezien. Meteen na de siësta ben ik dus met mijn vriend naar huis vertrokken, voordat we zelf ook gek zouden worden. Naar Emmaus, zo’n twee uur lopen. Druk in gesprek.
En toen kwam er een man bij lopen: ‘Wat is dat voor een druk gesprek dat jullie voeren?’ ‘Over Jezus de Nazarener. Wat er allemaal de afgelopen dagen met hem gebeurd is.’ ‘Wat dan?’ ‘Weet u dat echt niet?’ En wij vertellen. Over wat Jezus leerde. Dat God - gezegend zij zijn naam - de mensen niet opdeelde in reinen en onreinen, zoals onze leiders doen geloven. Dat ziekte en narigheid niet een straf van God zijn, maar juist een uitnodiging om te helpen. En het waren dus vooral de zogenaamd onreinen, wij dus, die zich bij Jezus hadden aangesloten. Zijn leer voelde als een verademing, een verlossing. Alsof God opnieuw zijn levensgeest in onze neuzen had geblazen. (Op dat moment drong het nog niet tot ons door dat die man met ons mee bleef wandelen. Heel belangstellend. Want als het een orthodoxe gelovige was geweest, en hij had in de gaten gekregen dat wij bij die onreine Jezusgroep behoorden..., dan had hij meteen afstand genomen. Maar dat deed hij niet). ‘... en wij hadden zo gehoopt dat zijn leer de waarheid zou zijn. Maar het is dus allemaal een illusie gebleken. Onze religieuze leiders hebben hem gedood en God is niet tussenbeide gekomen.’
‘Weet je dat zeker?’ vroeg hij. Als ik jullie zo hoor is die Jezus precies de weg van de Messias gegaan, zoals dat in onze Heilige Boeken wordt voorspeld. Voorspelde Mozes niet dat er iemand uit ons eigen volk zou opstaan die voor ons de weg naar God zou bereiden? En zingt de profeet Jesaja niet over een uitverkoren dienaar van God, die na de nodige vernederingen door God verhoogd zal worden? Nou, die vernederingen heeft hij doorgemaakt. Misschien gebeurt dan op dit eigenste moment aan de andere kant van de dood wel wat de profeet Daniël zegt over de zoon van de mens, dat hem door God het koningschap zal worden gegeven, zoals de Psalm zingt: ‘Zet u aan mijn rechterhand...’ En nog drong het niet tot ons door dat deze man de Schriften uitlegde, zoals Jezus dat altijd gedaan had.
Intussen stonde we bij mij voor de deur. ‘Gun mij de eer u uit te nodigen onder mijn dak.’ ‘Nee, nee, ik moet verder.’ ‘Het wordt al avond...’ Hij liet zich vermurwen. En nog drong het niet tot ons door dat een rechtgeaarde gelovige natuurlijk nooit het huis van onreinen zou binnen gaan. En al helemaal niet de maaltijd met ze delen, want daarmee liet je zien dat je tot de familie behoorde. Maar hij deed het wel. En tijdens de maaltijd nam hij zelfs de leiding over: híj nam het brood, brak het en gaf het óns. Hij maakte óns tot zíjn familie! De enige die dat gedaan had was Jezus geweest. Maar die was dood. Wie was dit dan?